Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de jeugdzorg

 

Artikel 24
1
Een zorgaanbieder, niet zijnde een alleen werkende zorgaanbieder als bedoeld in artikel 18, tweede lid, verleent verantwoorde zorg. Onder verantwoorde zorg wordt verstaan: zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.
2
Tot verantwoorde zorg behoort in ieder geval dat de zorg die wordt verleend, is gebaseerd op een hulpverleningsplan dat is afgeleid van het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
3
Een zorgaanbieder en een aanbieder van zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, c of d, plegen, in verband met het tweede lid, overleg met de stichting omtrent de inhoud van het hulpverleningsplan. Indien aan een cliënt door meer dan één zorgaanbieder of aanbieder van zorg als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, c of d, zorg wordt geboden, werken zij zodanig samen dat aan de cliënt samenhangende zorg wordt geboden en plegen zij gezamenlijk over het hulpverleningsplan overleg met de stichting. Tijdens het overleg wordt vastgesteld welke zorgaanbieder of aanbieder van zorg als bedoeld in artikel 5 tweede lid, onder b, c of d, belast is met de coördinatie van de totstandkoming van het hulpverleningsplan en de uitvoering daarvan. In het hulpverleningsplan wordt opgenomen welke aanbieder belast is met de coördinatie van de zorg.
4
Voor zover het betreft cliënten ten aanzien van wie de stichting een van de taken, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, b, c of d, uitoefent, is het overleg er tevens op gericht het hulpverleningsplan en het plan, bedoeld in artikel 13, derde lid, op elkaar te doen aansluiten.
5
Het hulpverleningsplan wordt niet dan na overleg met de cliënt vastgesteld. Het behoeft diens instemming, tenzij het zorg betreft waartoe een maatregel van kinderbescherming verplicht, of onderdelen van het hulpverleningsplan als bedoeld in de artikelen 29o tot en met 29r. Een zorgaanbieder die pleegzorg biedt, pleegt over het hulpverleningsplan tevens overleg met de betrokken pleegouder. Het hulpverleningsplan wordt vastgesteld vóór de aanvang van de zorg, doch uiterlijk binnen zes weken na de dag waarop is komen vast te staan welke aanbieder of zorgaanbieders de zorg waarop de cliënt is aangewezen, zal verlenen.
6
Indien de cliënt minderjarig is, is in plaats van diens instemming, de instemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger vereist, indien hij:
a
jonger is dan twaalf jaren, of
b
de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake, danwel
c
ouder is dan twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, en de stichting een besluit heeft genomen met toepassing van artikel 7, vijfde lid.
7
Indien de cliënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is tevens de instemming van de wettelijke vertegenwoordiger vereist tenzij de stichting een besluit heeft genomen met toepassing van artikel 7, vierde lid, tweede volzin.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •